Rijtest: Mini John Cooper Works (2018)
Mijn eerdere kennismaking met een snelle Mini was ronduit teleurstellend. De Mini Cooper S was een lauwwarme hatch waar je de absolute hoofdprijs voor betaalt. Een leuke modeaccessoire maar geen auto waar je me ‘s nachts voor wakker maakt. Daarom proberen we het nu eens met de meest heftige Mini, de Mini John Cooper Works.
Kan de Mini John Cooper Works de eer redden?
Volgens Mini wel. Op hun website lees ik dat de Mini John Cooper Works ‘pure autosportpassie’ is. De marketeers van Mini schuwen de superlatieven niet. Daar betaal je dan ook voor! De meerprijs ten opzichte van de normale Mini Cooper S bedraagt 8.000 euro. Dat betekent een ronduit stevige prijs van 43 mille. Dan ben je er natuurlijk niet, de standaarduitrusting van een Mini John Cooper Works is niet heel erg weldadig. Reken op minimaal 50k voor een fatsoenlijk uitgerust Mini Cooper John Works. Meer kan ook makkelijk. Heel veel geld voor een kleintje. Let er wel op dat door alle WLTP ellende de productie van de Mini John Cooper Works voorlopig is stilgezet. Het is dus even afwachten wat de definitieve prijs gaat worden als ze de auto weer aanbieden. Of zoek een demo exemplaar.
Wat krijg je extra ten opzichte van de Mini Cooper S?
Meer vermogen natuurlijk. Het vermogen stijgt van 192 naar 231 pk en het koppel stijgt van 280 nm naar 320 nm. Daarnaast krijg je een wat agressiever ogende bodykit, leukere velgen, dikkere remmen en is het onderstel nog wat verder ‘getweaked’. De uiterlijke aanpassingen vind ik zelf in ieder geval erg geslaagd. Het is een lekker dik bommetje. Is dit 8.000 euro waard? Dat vind ik een lastige. Je kunt de uiterlijke opsmuk ook op je Mini Cooper S bijbestellen, dan houd je nog wat geld op zak. Wel leuk meegenomen is dat de Mini recent een kleine update heeft gehad. Dat pak je in ieder geval weer mee.
Wat is er in die update gewijzigd?
Nothing fancy hoor. De Mini beschikt nu over het meest actuele navigatiesysteem van moeder BMW. Nu ook touchscreen. Theoretisch heel erg leuk maar in de praktijk zit het scherm te ver weg en tast je door de harde vering veel te vaak mis. De draaiknop is gelukkig gebleven en werkt veel fijner, alleen is die in de Mini heel erg laag en onhandig uit het zicht gesitueerd. Het predikaat ‘premium’ maakt Mini verder echt wel waar hoor. De materialen zijn over het algemeen mooi, de afwerking is goed en het ziet er leuk uit. Dat je daar wat bedieningsgemak voor inlevert is dan maar even zo. Tijd om te gaan rijden!
Is de start-up lekker luid?
Ja, zoals het hoort bij een hothatch. De Mini John Cooper Works is voorzien van een dikke sportuitlaat en die maakt een gezonde dosis herrie. Het is nog net niet asociaal maar in ieder geval genoeg om een paar nekjes te doen draaien. Het beste nieuws: De Mini John Cooper Works is gewoon weer verkrijgbaar met een handbak. Helaas heb ik minder geluk. Ik moet het doen met de nieuwe automatische versnellingsbak. Eentje met dubbele koppeling en 7 versnellingen. Geen verkeerde bak maar zeker geen uitblinker. Hij schakelt af en toe wat te fanatiek terug, ook in D-stand. Belangrijkste kritiekpunt is dat ik een handbak bij deze auto veel beter vind passen. Je kunt wel flipperen maar dan nog biedt dit niet de beleving die een handbak wel biedt. Altijd de handbak nemen dus.
Hoe is het comfort?
Het is te doen, mits je het adaptieve chassis aanvinkt (550 euro) en de auto in comfortstand zet. Nadeel is wel dat de besturing, motor, uitlaat en versnellingsbak ook in de slaapstand gaan en je weer wat beleving mist. Snel maar weer in sportstand. Dan maar even stuiterballen. In een Mini John Cooper Works mag het er best een beetje ruig aan toe gaan. Wat ik wel een nadeel vind van het Mini-concept is de rechtopstaande voorruit. Niet alleen zijn verkeerslichten lastig te zien, ook vangt de voorruit vrij veel wind en dat betekent dus meer windgeruis. De speciale JCW sportstoelen zien er gaaf uit en zitten heel erg fijn. De klappen die het onderstel doorgeeft vang je grotendeels weer op.
Biedt de motor voldoende beleving?
Ja en nee. Snel is de Mini Cooper JCW zeker. De 2.0 liter turbo is afkomstig van moeder BMW en is in deze Mini goed voor 231 pk. Die paardjes hebben geen enkele moeite om de Mini voort te stuwen. In 6,3 seconden passeer je de 100 km/h en als je het pedaal tegen het metaal ramt moet je 246 kilometer per uur moeten kunnen halen. In een Mini! Hij klinkt ook best aardig (wel tikje nep) en vooral de pops and bangs uit de uitlaat zijn best leuk! Het gaat mis bij de vermogensopbouw. Die is heel glad en lineair. Prima in een BMW 3-serie, maar in een sportieve hothatch mag het er iets wilder aan toe gaan. Dan bedoel ik niet eens de snelheid, die is voldoende. Het is vooral het gevoel dat je in iets bijzonders rijdt wat ik mis. De motor daagt me nooit uit om harder te rijden.
Hoe is de handling?
De Mini heeft heel veel grip. Het is een leuke auto om even een afritje of klaverblad mee te pakken. De zware besturing heeft best wat gevoel en het onderstel weet echt wel van wanten. De auto heeft geen mechanisch sperdifferentieel en die mis ik ondanks 230 pk ook niet. Ook valt het qua onderstuur en ‘torque steer’ best wel mee. De voorwielen krijgen het vermogen aardig op de weg, ook als je bij het verkeerslicht lekker wilt sporten. De auto mist vooral speelsheid. Hoe hard ik ook forceer tijdens een scherpe knik op de afrit, de koets krijg ik niet in beweging. Hooguit wat onderstuur. Het is allemaal vrij beschaafd en volwassen. Dit is niet helemaal wat ik verwacht – en wil – in de meest heftige Mini. Op het gebied van rijplezier weet de auto gewoon niet te boeien. Als bestuurder kijk je van afstand mee, maar wel aan de zijlijn. Deelgenoot van het plezier ben je nooit. Daarvoor houdt de Mini John Cooper Works teveel sensatie bij je weg.
Welke Mini moet je nemen?
Doe maar de Hyundai i30N, de SEAT Leon CUPRA of Renault Megane RS. Flauw? Nee hoor, die auto’s kosten hetzelfde maar zijn ruimer, sneller, comfortabeler, praktischer en niet onbelangrijk – ze sturen fijner. Laten we de Hyundai i30N als voorbeeld nemen. Tenslotte zit die nog vers in mijn geheugen. De Hyundai is wel zo’n wildebras. Luid en agressief. Een rasentertainer. De Hyundai zet wel een stapje opzij als je in de bocht je gas lost. De besturing laat constant weten wat er gebeurt. De motor klinkt heftig en is duidelijk sneller. Natuurlijk merk je het verschil tussen 275 en 231 pk. Het enige onderdeel waar de Mini het onderlinge vergelijk kan winnen is de kwaliteitsbeleving van het interieur. Boeien! De Mini komt gewoon (veel) tekort. Natuurlijk zal de gemiddelde Mini-rijder niet in een Hyundai stappen, dat zegt vooral wat over de Mini-rijder zelf. Een gewillig slachtoffer van de marketingwolven!
Dan toch maar de Cooper S?
Voor die auto geldt eigenlijk ook hetzelfde. Dan krijg je ook te weinig waar voor je geld. Pak dan lekker een Volkswagen Polo GTI of een Ford Fiesta ST. Dan houd je nog wat geld op zak en heb je een leuker sturende auto. Wil je toch persé de Mini? Dan vind ik het heel lastig kiezen. De Mini Cooper John Works rijdt echt wel iets leuker dan de Mini Cooper S, maar is dat 8.000 euro waard? Nee natuurlijk niet.
Conclusie?
Je krijgt veel te weinig waar voor je geld. Dat is en blijft het grote probleem van de Mini Cooper en consorten. Welke je ook neemt, het is het niet waard. Zelfs de meest heftige Mini John Cooper Works is te volwassen. Hij is als je ‘saaie’ oude broer die je waarschuwt voor de gevaren van het leven. Fuck op! In een Mini John Cooper Works moet je adrenaline voelen. Moet je met trillend been uitstappen als je net op een haar na de vangrail hebt gemist. Dat is de ware aard van deze Britse boyracer. Helaas is dat verloren gegaan.
Eindcijfer: 6+
+ Leuk uiterlijk!
+ Leuk interieur
+ Best veel pit
– Saai weggedrag
– Veel en veel te duur
Beste,
Mag ik vragen wat de exacte datum was van de test met deze auto?
Kan ik niet meer exact herinneren. Paar weken/maanden daarvoor. Waarom deze vraag?