“Doe mij maar die DCI”

Een collega van mij rijdt al weer ruim een jaar rond met zijn Renault Megane GT-line 1.5 dci. Zijn auto moet ruim, praktisch, stil, comfortabel en luxe zijn en de 14% bijtelling is heilig. Hij heeft weinig op met mijn Megane RS 265 Cup die ik meegenomen heb naar kantoor.

Vanuit het raam bekijkt hij de auto en discussiëren we erover. De woorden “compensatie” en “sjonnie” vallen al snel om zijn statements kracht bij te zetten. Ik begin hem voor de fun nog wat te voeren. Ik geef aan dat de RS stug is, hij veel herrie maakt (ook veel wind- en bandengeruis), je vrienden wordt met de BP (verbruik 1 op 8 gemiddeld), de overzichtelijkheid van de carrosserie ruk is en dat je achterin bijna niet kunt zitten of je moet geboren zijn met hele kleine varkensvoetjes. Oh ja….de afwerking en het materiaalgebruik zijn ook echt matig. Ik geef aan dat als een Audi-medewerker een dergelijke afwerking had opgeleverd hij ter plekke….nou ja vul zelf maar in. Daar grinniken we wel een beetje om, bij mijn collega is zijn achterbumper ook al een keer losgeschoten tijdens het rijden. Een bekende Megane kwaal. En ook over de de ergonomie (bedieningsgemak) pissen we nog even door. Die is voor beide auto’s even hopeloos, dus daar kan mijn collega mij niet mee om de oren slaan, ook al schept hij wel op over zijn leren bekleding.

“Wat kost dit?”, vraagt hij? “Eeuhhhh….inclusief tuning, wat opties, cupchassis en de Milltek uitlaat heb ik bijna 45k afgetikt. En de afschrijving is ongetwijfeld hopeloos”. Mijn collega begint me nu echt bijna uit te lachen. Hij heeft zijn full option dci voor 30k en een beetje – “inclusief two-tone leren bekleding en glazen panoramadak” – pocht hij. “Doe mij maar lekker die DCI!” Hij begint ook nog over het feit dat zijn diesel zo lekker loopt, “lekker stil en veel trekkracht”. Ik laat hem even doorpraten, ik vertel hem maar niet dat een stock RS de 0-100 sprint in 6 seconden afraffelt, de GT-line in 12 seconden. Cijfertjes vertellen in dit geval niet het volledige verhaal, dus nodig ik hem uit voor een ritje. Tot mijn verbazing heeft hij daar niet zoveel zin in. “Mijn GT-line heeft een sportonderstel”, roept hij. “Dus laat maar zitten”. Ik laat me bijna afpoeieren, maar nu ontwaakt de ‘Jehova’ in mij. Ik dring wat meer aan en uiteindelijk krijg ik hem zover dat hij wel een ritje gaat maken.

Voordat we instappen lopen we even een rondje om de auto’s heen. Ze staan naast elkaar. Blinkt de GT-line uit in plastic sierdeeltjes, de RS is ‘the works’. Of het mooi is, dat is een kwestie van persoonlijke smaak. Maar ik vind hem bruut, gefocust en scherp. Je ziet dat deze auto er zin in heeft. De rode Brembo remklauwen, de groefjes in de forse remschijven, de op de Formule 1 geïnspireerde voorspoiler, de brute uitlaat, de zwarte velgen. Ook mijn collega is gecharmeerd van de optiek van de RS nu hij deze meer in detail bekijkt.

We stappen in de auto. Hij start de motor en de Milltek uitlaat wordt wakker. Niet het mooiste geluid ooit (AMG rules wat mij betreft) maar wel bruut. Zijn zintuigen staan direct op scherp. “Goh dat klinkt wel heftig”. Wat hem ook opvalt is dat hij meteen de goede zitpositie heeft. “Je zit direct zo dat je met twee handen het stuur vastpakt”. Ik vertel hem dat de stoelen exact dezelfde zijn als in zijn GT-line, op het leer na natuurlijk. Dus dat hij in zijn GT-line ook zo’n zitpositie kan hebben. Hij kijkt me meewarig aan, kan het bijna niet geloven.

Daarna rijden we weg. Ik geef hem de aanwijzing om de ESP even in sportstand te zetten. “Is goed voor meer uitlaatporno” zeg ik. En ik doe het ook om hem een beetje te pesten. Mijn gaspedaalsetting stond toevallig op de meest extreme stand, dus de auto is vrij nerveus. En zeker bij een koude start is het wegrijden een crime. De RS heeft nogal een ochtendhumeur. Mijn collega heeft alle moeite om fatsoenlijk door het dorp te rijden. De auto bokt en schokt. En los van het ochtendhumeur is de koppeling zwaar, het bedienen van de versnellingsbak vergt kracht, je krijgt veel feedback in het stuur en het onderstel is zeer communicatief. Ieder kiezelsteentje krijg je door. Hij heeft het moeilijk in de auto. Ik laat hem nog even lijden, daarna stel ik hem gerust. Ik pas via de RS monitor de gaspedaalsetting aan.

We rijden rustig de auto warm en hij raakt al wat meer aan de RS gewend. Het ochtendhumeur van de auto verdwijnt en de rust in de auto keert terug. Als de olie op temperatuur is kan het gas erop. Hij geeft vol gas en bij 4500 toeren schakelt hij door. “Wow, wat een snelheid, wat een beest en wat klinkt de auto heftig. Dit is gaaf zeg!” Hij is diep onder de indruk. Ik niet! Ik vertel hem dat deze auto niet op het sap van Satan draait, dat het rode lijntje op de toerenteller er niet voor niets staat en dat je bij benzine toeren kunt (lees: moet) draaien. Ik geef hem de suggestie om opnieuw op het gas te staan en nu wel tot de redline door te stampen. Ietwat angstig en onzeker volgt hij mijn suggestie. Hij trapt vol op het gas, maar boven de 4500 toeren lift hij het gaspedaal ietsjes. Ietwat bijdehand en met een knipoog vraag ik hem of hij het wel kan bijbenen, maar als ik naar links kijk en de witte knokkeltjes op het stuurwiel zie knijpen heb ik meteen spijt van de vraag. Het is niet zozeer het vermogen waar hij aan moet wennen maar vooral de constante feedback tijdens het sturen, zo geeft hij aan. En dat klopt. In de RS moet je je handjes vasthouden aan het stuur, want de auto is zeer communicatief. Torque steer is de RS vreemd, maar voor spoorvorming is de auto best wel gevoelig. Ik laat hem nog wat sprintjes doen en nu blijft hij wel vol op het gas staan. Ik zie dat hij begint te genieten. Sterker, zie ik daar niet een intens grote glimlach op het gelaat? Hij probeert het nog te verbergen, maar na het vijfde sprintje buldert hij het uit van het lachen.

Nu hij warm is (mijn collega dus) zoeken we een leuke stuurmansweg op. In dit geval gaan we bij Velp (Gld) even naar boven de Posbank op. Een van de weinige wegen met haarspeldbochten in Nederland. Vaak druk met fietsers, maar op een bewolkte en koude vrijdagmorgen in april zijn die fietsers er niet. We hebben geluk, we zijn de enigen. Hij voert het tempo wat meer op en merkt op dat de versnellingsbak toch wel erg trefzeker is. Dan doemt de eerste serie bochten op. Normaliter adviseer ik altijd om in het begin wat rustig aan te doen om de auto te leren kennen. De Megane RS kan uitbreken met zijn kontje, daar moet je op voorbereid zijn. Bij mijn collega is dat niet nodig. Ik moet hem juist stimuleren om iets harder te gaan. Nu hij het tempo geleidelijk opvoert begint hij de besturing te waarderen. Als een volleerd autojournalist roept hij dat de besturing direct is en dat hij de auto zo trefzeker kan plaatsen. Van zijn eerdere geklaag over de nervositeit blijft niets meer over. Ik merk dat de RS hem veel vertrouwen geeft, het tempo gaat geleidelijk omhoog. Ook als beginner kun je in de RS veel plezier hebben, ook al ben je nog ver verwijderd van de grenzen van de auto.

Daarna beproeven we de remmen. Op een recht stuk rijdt er niemand achter ons en ik vraag hem om een noodstop te doen. Hij remt best hard, maar onder de indruk ben ik niet. Ik geef aan dat hij het pedaal echt door het schutbord moet trappen. Dat hij ook moet proberen om zijn armen te blijven ontspannen vertel ik hem maar niet, dat is teveel van het goede voor nu. We voeren de snelheid weer op tot 80 en op mijn sein trapt hij nu wel het rempedaal vol door. We hangen allebei vol in de gordels. Weer zie ik grote ogen van ongeloof bij mijn collega die het nauwelijks kan bevatten. “Goh, heftig”, stamelt hij.

Daarna wisselen we van positie. Een lege stuurmansweg is reden genoeg om mijn eigen auto op te eisen. Ik noem mezelf geen beginner meer, maar ik ben ook geen gevorderde RS chauffeur. Onder de 9 minuten op de Nordschleife wordt een uitdaging voor me, maar mijn tempo ligt wel aanzienlijk hoger. Ik sta in ‘attack mode’ en maak er voor de show wat meer drama van. Dus in de bocht lekker lomp op het gas stampen om de werking van het mechanische sper te demonsteren. Ik speel met wat ‘lift-off oversteer’ en om de show compleet te maken jank ik de motor een paar keer tegen de ‘rev-limiter’ en neem ik ook wat langere bochten met behoorlijk wat tempo. Eenmaal weer beneden in Velp vraag ik of we dit nog een keer zullen doen. “Eh nee is wel goed zo” hoor ik aarzelend naast me. Hij durft het niet te zeggen maar zijn ietwat groene gelaat geeft de doorslag. We tokkelen op rustig tempo terug naar het kantoor.

Zijn mening over de auto? Hij vraagt me iedere dag wanneer we weer eens een ritje gaan maken. En dat is de essentie van de RS. In veel opzichten onverstandig, maar onweerstaanbaar als het gaat om pure ‘driving fun’.

Christian Schilder

Parttime petrolhead met fascinatie voor auto's, snelheid en sensatie.

1 reactie

  1. 7 januari 2018

    […] je ooit wel eens in een Renault Megane gereden? Grote kans dat je het vergeten bent. De bijtellingsvriendelijke 1.5 dci was een uiterst saaie en anonieme auto. Toch verandert alles als de specialisten van […]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. Meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten